Het is druk in de polder. Sjors Overbeek eet tussen de vragen en antwoorden door een broodje. Hij heeft samen met zijn broer een kaasboerderij in Benschop, een bedrijf met 90 hectare grond, 150 melkkoeien en 600 vleesvarkens. Ze hebben twee medewerkers in dienst, waarvan er één meehelpt bij het maken van de kaas. Bovendien is de vrouw van Sjors regelmatig in de kaasmakerij te vinden. Sinds kort maakt Sjors deel uit van het bestuur van de BBZ.
"We maken uitsluitend boerenkaas in samenwerking met onze afnemers”, vertelt Sjors. “Alle melk wordt verwerkt, we voeren geen melk aan en geen melk af. We maken veel verschillende soorten kruidenkaas en graskaas, 16-kilo kazen, waar op jonge leeftijd al veel smaak aan zit. Kort samengevat is dat ons concept. Zo doen we het al veertig jaar.”
Waarom wilde je graag bestuurslid van de BBZ worden?
“Ik heb over veel onderwerpen een mening. Die ventileer ik ook. Dan ben je een keer aan de beurt, natuurlijk. ‘Graag’ is overigens iets anders. Maar ja, de mensen liggen niet voor het oprapen. En ik heb wél interesse om mee te doen.”
Wat is het eerste dat je als bestuurslid wilt aanpakken?
“Omdat ik nog niet heb meegedraaid in het bestuur heb ik daar nu nog geen mening over. Ik weet ook nog niet waar ze op dit moment allemaal tegenaan lopen. Bovendien heb ik vooraf ook niet het idee dat er zaken zijn die niet goed gaan.”
Hoe kijk je naar de sector boerderijzuivel in het algemeen?
“Die staat in een positief daglicht. We zijn bijzonder divers. Geen bedrijf is hetzelfde. Verwerking op de boerderij staat denk ik toch in het middelpunt. Er is vraag naar authentieke producten die zonder kleur- en smaakstoffen gemaakt worden. Ik denk dat de sector boerderijzuivel daar uitstekend aan kan voldoen.”
Kan je nog andere sterke punten noemen?
“Ja, de korte keten! Als mensen op bezoek komen zeg ik tegen ze, dit zijn onze koeien, dit is onze melk en dat is onze kaas. Meer is het niet. Ze kunnen het meteen bij mij kopen. Maar het grootste deel van onze kaas gaat wel naar de groothandel, naar de kaashandelaren toe. Die zorgen voor de verkoop én voor de bijbehorende commerciële acties.
Hoe heb je de afgelopen Cum Laude Verkiezingen ervaren?
“Positief, het evenement is een goede impuls voor de sector, waardoor we met z’n allen mooi in de schijnwerpers komen te staan. Dat is heel belangrijk.”
Hoe kijk je naar de nabije toekomst, bijvoorbeeld als het gaat om CO2-uitstoot?
“Iedereen gaat mee in dit verhaal. Als het maar vaak genoeg genoemd wordt, begin je het vanzelf te geloven. Zo kijk ik ernaar. Die energie-transitie is in mijn ogen onmogelijk. Wie weet ben ik de eerste in Nederland die dat zegt. Maar ik denk niet dat we met z’n allen op stroom over kunnen gaan. Als in de winter de zon niet schijnt, de zonnepanelen niets opwekken en windmolens stilstaan, dan wil je tóch de kerstboom aan kunnen steken. Uit Den Haag heb ik nog niet gehoord wat er dan moet gebeuren. Maar goed, wij doen óók aan deze gekte mee. We hebben zonnepanelen en zonnecollectoren die in onze behoefte aan stroom voorzien. Onze meter staat op nul en het gebruik van gas is gehalveerd. We zijn nu bezig met een techniek om onze mest kunstmestwaardig te maken. Maar dat traject loopt nog en bovendien is de techniek is nog niet erkend.”
Je verkaast alle melk. Is dat een bewuste keuze?
“Dat is inderdaad een bewuste keuze. Ten eerste hebben we de installatie ervoor staan en hebben we de afnemers geregeld. Vroeger werd alleen in de zomer kaas gemaakt. Maar op deze manier kunnen we ook in de winter jonge kaas aanbieden, zo hebben we een vaste relatie met onze klanten op kunnen bouwen.”
Op die manier moet je in feite 365 dagen per jaar kaas maken. Is dat geen risico? Hoe doe je dat als je een paar dagen niet kan werken? Of op vakantie bent?
“We doen het bedrijf met meerdere mensen. Als ik ziek word, kan m’n broer het werk overnemen en zo werkt het ook tijdens vakanties. Uiteraard werkt dat ook andersom. Maar het geeft natuurlijk wel een bepaalde druk. Als je geen kaas kunt maken, bijvoorbeeld door een technisch mankement, dan heb je wel een uitdaging. Gelukkig zijn we zelf wel technisch aangelegd. Soms moet er dan een koerier rijden om onderdelen te verzamelen. En dat kan wel eens ergens in Europa zijn.”
Is er al een opvolger in het zicht?
“We hebben vier kinderen, waarvan er drie in de twintig zijn. Onze jongste is bijna 15 jaar, meervoudig complex gehandicapt en woont inmiddels niet meer thuis. Waar ze nu woont is ze in goede handen, maar het blijft altijd een zorg extra. De oudere kinderen verlenen diverse hand- en spandiensten op het bedrijf, maar hebben andere ambities voor ogen. Tot nu toe is het ongewis of een van hen het bedrijf later wil voortzetten. Mochten er kleinkinderen komen dan kan het ook iemand van de volgende generatie zijn. Ik zou dat overigens wel leuk vinden. Het bedrijf is modern, het zou zonde zijn als het niet voortgezet kan worden. Maar de mensen moeten het wel zien zitten, uiteraard. Overigens, m’n broer heeft geen relatie, dus van zijn kant hoef ik geen opvolging te verwachten.”
Wat zijn de voordelen van samenwerken met je broer?
“Je kan de taken verdelen, je kan sparren met elkaar. We hebben een redelijk groot bedrijf, ik zou dan ook niet alles zelf kunnen doen. De complete kaasmakerij is mijn verhaal, mijn broer houdt zich bezig met het land en de teelt. Het verzorgen van de koeien doen we samen. Zo heeft ieder z’n deel in het werk.